24 AUGUSTUS 2025
Op de IC krijgen veel patiënten sondevoeding omdat zij zelf niet (goed) kunnen eten. Simone van Beek onderzoekt de optimale timing van voeding voor IC-patiënten tijdens hun verblijf. “Nu krijgen patiënten dag en nacht voeding via een sonde: continu een kleine hoeveelheid dat in de maag druppelt. Maar gezonde mensen eten ook niet 24 uur per dag in kleine hoeveelheden. We denken dat het beter is om IC-patiënten overdag in porties te voeden”, legt ze uit. Dit zou kunnen helpen om het biologische ritme, oftewel de ‘interne klok’ van patiënten, beter te behouden. Dat is belangrijk want het tijdstip van eten beïnvloedt de interne klok, die weer invloed heeft op allerlei processen in het lichaam waaronder het reguleren van de bloedsuikerspiegel, afgifte van maagdarmhormonen en het behoud spiermassa, processen die cruciaal zijn voor herstel.
Tijdens haar onderzoek wordt de bloedsuikerspiegel continu gemeten met een glucose sensor, zoals dat ook gebeurt bij diabetespatiënten. Daarnaast wordt het dag-nachtritme van het lichaam gemeten met speeksel- en bloedonderzoek. “We hopen te zien dat bij patiënten die overdag in porties gevoed worden, het ritme minder verstoord is. Dit zou dan ook weer bij kunnen dragen aan een beter herstel.”
Het onderzoek is een multicenter interventiestudie en gaat uitgevoerd worden in verschillende Nederlandse ziekenhuizen.
Spiermassaverlies bij IC-patiënten is een snel optredend probleem, waarbij gemiddeld 20% van de spiermassa, met name in de skeletspieren, al in de eerste week van niet bewegen verloren kan gaan. Het is een overlevingsreactie van het lichaam om eiwitten uit de spieren op deze manier te gebruiken. Het verlies van spiermassa kan leiden tot spierzwakte, wat het herstel vertraagt. In de studie van Lauryn Domingos wordt gekeken naar de inzet van neuromusculaire elektrostimulatie (NMES) om onvrijwillige spiercontracties op te wekken bij gesedeerde IC-patiënten. Het doel is om het verlies van spiermassa tegen te gaan. “We kunnen hiermee spieren activeren bij patiënten die zelf niet bij bewustzijn zijn”, aldus Lauryn. NMES wordt al toegepast in de revalidatiezorg door fysiotherapeuten. Voor het gebruik van NMES ontbreken nog gestandaardiseerde richtlijnen en wetenschappelijk onderbouwde protocollen, met name in combinatie met voeding, binnen de setting van de IC. “Er zijn veel losse studies gedaan, maar nog geen eenduidig protocol voor gebruik op de IC”, vertelt Lauryn.
Het onderzoek van Lauryn bestaat uit verschillende deelstudies: een interventiestudie bij IC-patiënten en een aanvullende interventiestudie bij jonge, gezonde proefpersonen tijdens een bedrustproef. De gecontroleerde setting van de tweede studie maakt het mogelijk om het spiermetabolisme te bestuderen zonder verstorende factoren zoals onderliggende ziektes.
Naast NMES wordt ook gekeken naar het versterkend effect van extra eiwit, gegeven op het moment dat spieren geactiveerd worden. “We verwachten dat de combinatie van spierprikkeling én gerichte voeding effectiever is dan spierstimulatie alleen”, licht Lauryn toe. Door deze gecombineerde aanpak wordt het effect op spiermetabolisme onderzocht, met als doel: het ontwikkelen van een breed toepasbaar protocol voor spiermassabehoud bij zieke patiënten.
“De voedingsrichtlijnen voor IC-patiënten zijn gebaseerd op iemands lichaamsgewicht, waardoor twee mensen met hetzelfde gewicht, zoals een bodybuilder en iemand met obesitas, dezelfde hoeveelheid eiwitten krijgen, terwijl hun spiermassa sterk verschilt”, zegt Michelle. In haar promotieonderzoek onderzoekt ze daarom of de eiwitdosering voor IC-patiënten meer gepersonaliseerd kan worden, zowel tijdens als na hun IC-opname. “We brengen eerst spiermassa en voedingsinname van patiënten in kaart, en onderzoeken daarna het effect van voeding afgestemd op het individu”. We doen dit aan de hand van een lichaamssamenstelling meting (bio-elektrische impedantie-analyse), waarmee we de vetvrije massa (een maat voor de hoeveelheid spier) van het lichaam in kaart brengen. Op basis daarvan kunnen we de eiwitinname nauwkeuriger afstemmen, in plaats van iemands lichaamsgewicht uit te gaan. Dit zou een stap kunnen zijn richting een meer geïndividualiseerd eiwit advies. Ook worden andere methoden om aan het bed de spiermassa te kunnen vervolgen onderzocht, waaronder echometingen van de bovenbeenspieren en het meten van kuitomtrek.
Het voedingsbeleid van IC-patiënten is echter ook na IC-ontslag van belang, daarom onderzoekt Michelle ook hoe we de voeding voor post-IC patiënten kunnen verbeteren. Ze bracht methoden in kaart om dagelijks de voedingstoestand te beoordelen, zoals het gebruik van fotografie en voedingsvragenlijsten. En ze onderzocht het effect van een eiwitsupplement op de voedingsinname na IC ontslag. Recent ontwikkelde ze samen met de afdeling Diëtetiek, de IC onderzoeksgroep van Ziekenhuis Gelderse Vallei een nieuw voedingsprotocol. “Het doel is om tijdens het afbouwen van de sondevoeding na IC ontslag de totale voedingsinname te verbeteren”, licht ze toe. Hoewel het protocol op dit moment alleen lokaal wordt toegepast, is er groeiende interesse vanuit andere ziekenhuizen. “We publiceren het binnenkort, zodat anderen er ook mee aan de slag kunnen” aldus Michelle.
De kracht van deze onderzoeken zit volgens haar in de combinatie van korte communicatielijnen, praktijkgerichte vragen en wetenschappelijke nieuwsgierigheid. “Ook zonder een landelijk protocol kun je nú al stappen zetten, zoals vervolgen van spiermassaverlies en het dagelijks monitoren van voedingsinname. In Ziekenhuis Gelderse Vallei krijgt voeding de ruimte om echt onderdeel te zijn van zowel de behandeling als van het onderzoeken van toekomstgerichte zorg.”
Post Intensive Care Syndroom (PICS) verwijst naar nieuwe of verergerde klachten op fysiek, mentaal en cognitief gebied die optreden na een IC-verblijf. “Het heeft een nasleep op hoe jouw kwaliteit van leven is na de IC-opname”, legt Noortje uit. Terwijl factoren zoals leeftijd en geslacht bekend zijn als risicofactoren, richt haar onderzoek zich juist op factoren die ernstig beïnvloed worden door kritieke ziekte, zoals ontstekingswaarden, spiermassa, darmgezondheid en het energiemetabolisme. “We willen een zo volledig mogelijk beeld krijgen van de patiënt bij IC-opname, en het beloop van verschillende processen tijdens de ziekte en daarna in kaart brengen”, vertelt ze. Door bloed en ontlasting te analyseren en fysieke testen af te nemen, wil ze onderzoeken welke verbanden er zijn tussen deze parameters en het herstel en welke biomarkers geschikt zijn om dit te meten. Dit proces heet fenotypering: bepalen in welke groep een patiënt valt op basis van (lichamelijke) kenmerken.
Het uiteindelijke doel is het ontwikkelen van een gepersonaliseerde behandelstrategie. “Als we inschatten welk traject deze persoon ingaat, zijn we in staat gerichte strategieën toe te passen die het behandel- en herstelproces vergemakkelijken” aldus Noortje. Ze werkt met objectieve metingen zoals handknijpkracht en een zit-sta-test, maar ook met vragenlijsten om het mentale en cognitieve herstel te volgen. “Sommige mensen zijn nog zo ziek dat het lastig is om de vragenlijst in te vullen. Ook dat zegt iets over hoe het met iemand gaat”, benadrukt ze. Als bijvoorbeeld blijkt dat slechte darmgezondheid samenhangt met slechter fysiek functioneren, kan daar al vroeg op worden ingespeeld.
“We proberen eigenlijk naar een gepersonaliseerde behandelstrategie te gaan, maar daarvoor moeten we eerst begrijpen wat er eigenlijk precies gebeurt en waarom dit verschilt tussen patiënten”.
Noortjes studie is uniek in de brede benadering van het metabole beeld rondom IC-verblijf. “Dit is de eerste studie die echt naar het hele metabole plaatje kijkt,” zegt ze. De hoop is dat de resultaten uiteindelijk bijdragen aan het ontwikkelen van een diagnostisch hulpmiddel voor PICS. De studie start in augustus 2025 en streeft naar het includeren van 140 tot 200 deelnemers, waarbij deelnemers gedurende 12 maanden na een verblijf op de IC gevolgd en gemeten worden op fysiek, mentaal en cognitief herstel.
De samenwerking met de praktijk is essentieel: “We brengen veel onderzoekers vanuit verschillende disciplines en expertises en praktijkgerichte collega’s bij elkaar. Zodat we niet alleen maar vanuit onze denkstoel kijken, maar ook echt samenwerken”. Door betere samenwerking tussen ziekenhuis, huisarts en revalidatiezorg, en aandacht voor voeding, hoopt Noortje dat de nazorg voor IC-patiënten toekomstbestendiger wordt.
“We werken intensief samen met andere disciplines waaronder artsen, verpleegkundigen, studenten, onderzoekers, diëtisten en duurzaamheidsteams. Iedereen brengt eigen vragen en expertise in”, zegt Michelle. Veel ideeën komen voort uit de praktijk, via informele mailwisselingen of observaties aan het bed. Een voorbeeld daarvan is het onderzoek naar duurzamer gebruik van sondevoedingssystemen. “Zo’n systeem moet elke 24 uur worden vervangen. We hebben gekeken naar literatuur, een pilotonderzoek gedaan met het vervangen van de set na 48 uur in plaats van 24 uur én onderzocht of er bacteriegroei ontstond”, licht Michelle toe. De uitkomsten worden binnenkort gepubliceerd en kunnen bijdragen aan veiligere én duurzamere zorg.
De vier jonge onderzoekers zetten zich elk op hun eigen manier in om voeding in de zorg te verbeteren. Ze doen dat met praktijkgericht onderzoek, direct verbonden met wat er speelt op de werkvloer, en maken gebruik van wetenschappelijke onderzoeksmethodieken en analysetechnieken. Daarmee slaan ze een brug tussen wetenschap en zorg.
Simone noemt dat de Alliantie Voeding in de Zorg het verspreiden van onderzoeksresultaten kan versterken: “Zelf kom je niet overal, maar via de Alliantie Voeding in de Zorg kan het onderzoek breder gedeeld worden”.
De vier promovendi worden begeleid door promotoren Professor Arthur van Zanten (Wageningen University & Research en Ziekenhuis Gelderse Vallei), Professor Renger Witkamp, Professor Jaap Keijer, en co-promotoren dr. Imre Kouw, dr. Yannick Vermeiren en dr. Marlou Dirks van de Wageningen University & Research. Tevens worden ze ondersteund door onder anderen onderzoeksverpleegkundigen (Yvonne Swaen-Dekkers & Lisette van der Schild-Diekema) en het wetenschapsbureau (Esther Boelsma en Mireille Salakory-Tupan).
De projecten worden gefinancierd door onder andere NWO, ZonMW, TKI Agri&Food, Danone Global Research & Innovation Center en Rousselot.
Onze digitale nieuwsbrief verschijnt regelmatig